In 1903, toen Piet Mondriaan 31 jaar was, maakte hij een bootreis naar Spanje. Na Mondriaans dood zijn documenten gevonden waaruit blijkt dat iemand hem vergezeld heeft, een zekere Frans Bodenheim. Frans Bodenheim studeerde in Delft. Hij zat in de redactie van het Studenten-weekblad en heeft teksten geschreven. Cees Rutgers las die teksten. Hij verdiepte zich in de schrijvers en filosofen tot wie Frans Bodenheim zich aangetrokken voelde. Daarnaast bestudeerde hij teksten van Mondriaan en las hij interviews met de beroemde kunstenaar. Na uitvoerig onderzoek kan Rutgers niet anders concluderen dan dat Frans Bodenheim een sturende invloed heeft uitgeoefend op Mondriaan persoonlijk en op de totstandkoming van Mondriaans nieuwe kunst. Deze conclusie verwerkte hij in een roman. Mondriaan groeide op in een streng godsdienstig milieu waarin alles aan god gewijd moest zijn, ook kunst. Onder invloed van Frans Bodenheim veranderde Mondriaan zijn godsbeeld. God is geen macht boven ons, geen kracht die op ons neerdrukt. God is een bevrijdende kracht die in ons is en die van binnen naar buiten werkt. Aan die nieuwe god wijdde Mondriaan zijn nieuwe kunst.
