Thomas Hobbes (1588-1679) was de eerste grote Engelse politieke filosoof en zijn boek Leviathan was een van de eerste werkelijk moderne werken in de filosofie. Hij heeft lange tijd de reputatie gehad van een pessimistische atheïst, die de menselijke natuur als onvermijdelijk kwaad beschouwde en die een totalitaire staat voorstelde om de menselijke tekortkomingen te beteugelen. In deze nieuwe studie laat Richard Tuck zien dat Hobbes, hoewel hij mogelijk inderdaad een atheïst was, in het geheel niet pessimistisch was over de menselijke natuur en ook geen pleitbezorger was van totalitarisme. Door hem te plaatsen binnen de context van zijn tijd, toont Tuck aan dat Hobbes hartstochtelijk begaan was met de weerlegging van het scepticisme in zowel de wetenschap als de ethiek. De kennistheorie die Hobbes heeft ontwikkeld, kan wat betreft het belang voor de moderne filosofie wedijveren met die van Descartes.